De kogel is door de kerk. Ik ga niet terug voltijds aan de slag. Ik keer zelfs niet terug naar mijn oude job. Meer nog, ik ga binnenkort op pensioen!
Voor wie dat allemaal een beetje louche vindt, een zevenendertigjare gepensioneerde, en denkt dat dit toch wel heel hard lijkt op iemand die het systeem misbruikt, ik zou initieel net hetzelfde denken als u. Tot je de feiten naderbij bekijkt lijkt het er inderdaad op dat ik een achterpoortje gevonden heb en de rest van mijn leven zorgeloos op kosten van de maatschappij wil leven.
Als ambtenaar heb ik recht op een bepaald aantal dagen ziekteverlof. Ga ik daarover, zoals binnenkort het geval zal zijn, en ben ik langer ziek dan het aantal vastgelegde dagen toelaten dan wordt mijn statutaire betrekking bijna automatisch omgezet in een invaliditeitspensioen, met alle financiële, fiscale en maatschappelijke beperkingen vandien. Ik kan hiertegen weliswaar in beroep gaan, maar ik kan het pensioen niet weigeren. De enige mogelijkheid om af te zien van dit regime is zelf ontslag te nemen en dus meteen ook afstand te doen van mijn recht op een ontslagvergoeding of eventuele werkloosheidsuitkering. Om het simpel te zeggen, de keuze gaat tussen pensionering en… helemaal niks.
Als dat profiteren is, dan doe ik het verkeerd
Kan ik dan rustig achterover zitten terwijl het geld elke maand gewoon op mijn rekening gestort wordt? Ja en nee. Met een pensioen dat maandelijks enkele honderden euro’s onder de Europese armoedegrens ligt en nauwelijks iets meer dan een derde van mijn loon bedraagt is achterover zitten geen optie. Zelfs mocht ik binnen een jaar of zo, wanneer mijn aanvraag tot erkenning van mijn handicap administratief verwerkt is, een aanvullende invaliditeitsuitkering krijgen dan nog wordt het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Er is weliswaar een mogeijkheid om bij te verdienen maar het maximaal toegelaten bedrag is dermate klein dat zelfs al zou ik dat plafond bereiken, ik nog steeds een relatief weinig luxueus leven zou moeten leven. En met slechts twintig gewerkte jaren op de teller moet ik er niet op rekenen dat het plaatje na mijn zevenenzestigste verjaardag mooier zal worden met het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd.
Wie die keuze moet maken, een keuze die gedurende een hele loopbaan meer dan een half miljoen euro kost, heeft niet het gevoel dat hij profiteert van het systeem. Integendeel.
Wie vaststelt dat hij door een ongeneeslijke aandoening niet mee kan met deze maatschappij en zich hierdoor genoodzaakt ziet beroep te doen op de solidariteit van de samenleving doet immers afstand van heel wat zaken die voor de meesten onder ons vanzelfsprekend zijn. In de eerste plaats een deel van je eigenwaarde. Het wordt opnieuw zoeken naar een plaats in de samenleving waar ik een verschil kan maken. Naar een manier om mijn leven zin te geven. Was dat ook niet waarom ik voor de overheid ging werken? Een gevoel van verantwoordelijkheid voor de samenleving, een drang om naar mijn beste vermogen bij te dragen tot het complexe systeem van de 21ste-eeuwse maatschappij, ondanks de vele diepgewortelde constructiefouten. In tegenstelling tot vele collega’s ben ik altijd bereid geweest de vele voordelen van het statutaire systeem, verworven rechten volgens velen, op te geven als dat de (dienstverlening aan) de samenleving ten goede zou komen. Net omdat ik het belang inzie van een performante en klantgerichte overheid is het statuut voor mij altijd een ondanks geweest in plaats van een omwille van.
Een samenleving moet ondersteunen wie dat nodig heeft, dat is altijd mijn instelling geweest. Ik pas voor een samenleving die op Amerikaanse leest geschoeid is waarbij gezondheid vooral een persoonlijke verantwoordelijkheid is. Iedereen heeft recht op een zo gezond mogelijk leven. En werken was voor mij al lang niet gezond meer. Het was, integendeel, een bron van heet wat lichamelijke en mentale klachten die onhoudbaar werden. Ik heb het volgehouden zo lang ik kon, dat is niet meer dan rechtvaardig. En nu aanvaard ik nederig waar de maatschappij vindt dat ik recht op heb, oncvoldoende om nog maar de schijn te wekken dat ik profiteer van het systeem maar voldoende om te zorgen dat ook ik de levenskwaliteit heb die anderen voor lief nemen. Ik hoop dat anderen mij die gunnen.