Binnen acht weken is het een jaar geleden dat ik mijn laatste dag uit werken ging. Ik was lichamelijk en mentaal niet gewoon leeg, maar simpelweg beschadigd, als een motor die al veel te lang verstoken bleef van olie. Ik had mezelf de verdoemenis in gereden in een poging me zo goed mogelijk aan te passen aan een wereld die de mijne niet is.
Ondertussen zijn we heel wat experimenten met nieuwe medicatie, rustperiodes en crisismomenten verder en begin ik stilaan rust te vinden. Rust in mijn hoofd en in mijn lichaam. Ik voel niet langer die allesoverheersende kramp in mijn spieren en maag, ik ben meestal uitgerust als ik wakker word en de routine die ik voor mezelf geschapen heb geeft me een mentale kalmte en voor het eerst in mijn leven een gevoel van controle over mijn eigen leven.
Ik ben al maanden bezig, uren aan een stuk, aan het bouwen van mijn autiruimte. Wat anderen zouden zien als een logeerkamer en wij genoegzaam de buro noemen is mijn fort, mijn Batcave. Mijn veilige ruimte weg van de boze buitenwereld waar ik zelfs de deurbel niet kan horen en ik mijn speakers zo heb opgesteld dat ik in de perfecte geluidsbubbel slechts een minimum aan externe prikkels waarneem. Ik heb er mijn verzamelingen, mijn boeken en mijn computers staan, maar ook enkele souvenirs uit een ver verleden. Herinneringen aan momenten in mijn leven waar ik mijn aspie-zijn oversteeg en daadwerkelijk plezier maakte of mijn talenten ten volle benutte maar ook ankerpunten voor mensen die nooit meer terugkomen maar verder leven in kleine voorwerpen in mijn heiligdom.
Niet dat alles nu opgelost is, of zelfs dat ik een zekere normaliteit in mijn leven heb. Dat kan niet zo lang ik niet alle details van mijn nieuwe plan heb uitgewerkt. Wat wil ik doen met de rest van mijn leven en, vooral, hoe kan ik dat op een leefbare manier doen? En hoe organiseer ik ondertussen mijn leven? Zo veel vragen die niet zo maar een één enkel antwoord kennen, dat zorgt uiteraard nog steeds voor onrust, mentaal en lichamelijk. Maar net omdat ik niet al meer moet verwerken dan ik aankan is hiermee omgaan niet zo zwaar als het vroeger geweest zou zijn. Het feit dat ik niet meer moet denken in functie van aantal vrije dagen en bovengemiddelde stressdagen is het concept tijd veel relatiever geworden. Waar ik vroeger het gevoel had aan een rotvaart door het leven te razen zonder iets te bereiken of af te werken heb ik nu de luxe niet te moeten plannen. Er is maar één deadline en dat is de dood. Dus hopelijk heb ik nog even tijd om dit te doen..