Opgelet: deze tekst is wat langer dan gewoonlijk!
(Neem je tijd en zet je neer met een glaasje of kopje van waar je ook van houdt)
Hoewel de zomer prachtig begon qua weer, iets wat we sinds 2020 al niet meer gezien hadden hier in Portugal, begon ik er aan met een zwaar gemoed. Mijn situatie, de lichamelijke en emotionele beperkingen, de verkoop van mijn Vespa,… het begon allemaal zijn tol te eisen. Ik ontstak zo maar in huilbuien, zonder enige reden. Ik had ’s morgens niet de energie uit bed te komen en de dag aan te vatten,…. Ik had een depressie, daar was geen ontkennen aan. Hoewel de bezoeken aan de psychiater een bijsturing inhielden van de medicatie die ik neem om de ergste excessen van mijn autisme tegen te gaan zag ik weinig verandering in mijn mentale situatie. En toch…
Langzaam aan begon ik door de bomen het bos weer te zien. Ik splitste de dag op in delen: eerst de morgen doorkomen, dan de middag en tenslotte de avond. Op tijd en stond nam ik rust en deed ik een dutje, of at ik wat, om de zwaarmoedigheid te onderdrukken. En, warempel, de medicatie begon te werken! Ik kon weer een dag volmaken zonder te huilen. Zonder zwaarmoedigheid. Ik kon stilaan ook weer genieten, zeker ook van de kleine dingen.
Ik had het weer mee. Dat was, in tegenstelling tot vorige zomers, weer op en top Portugees: zonnig en (niet te) warm. Het Atlantische klimaat hielp me om te genieten van de dagen, van wat het leven uniek maakt. Sibby, een koffietje in de zon,… Ik leerde weer te genieten van het leven. Eindelijk, zou ik zeggen, want dat zware gemoed, de tristesse die in me sloop als een gif, had me lang genoeg gekweld. Ik hunkerde terug naar wat normaliteit, naar het gevoel waarom we hier kwamen wonen: het genieten van de stilte en de zuivere lucht, het trage ritme en de warmte van de (in ons geval) inclusieve samenleving..
Deze zomer nam ik fysiek afscheid van mijn Vespa, wat mij een leuk bedrag opleverde. Een forse investering in nieuwe computerhardware hielp tegen de pijn en het verdriet. Ik had een nieuw project waar ik maanden, zo niet jaren, mee bezig zou zijn.
Ondanks de concentratieproblemen door de fentanyl kon ik weer prutsen en experimenteren. Ik vond ook weer plezier in het lezen van mijn strips, ook al hield ik het telkens maar een uurtje of zo vol. En ik genoot van het samenzijn met Sibby! Oh, wat genoot ik van haar aanwezigheid! Zij gaf me reden vol te houden en elke dag opnieuw tot de limiet te gaan wat betreft levenslust. Zij… Mijn alles… Nog steeds en tot aan mijn laatste adem!
Stilaan begon ik weer, in flarden, te kunnen ruiken. Omdat alle lucht die ik inadem via een buisje in mijn keel gaat in plaats van door mijn neus, was er in het laatste jaar weinig dat mijn reukzin prikkelde. En nu, nu rook ik plots weer soep, of mijn eigen douchegel en vertrouwde shampoo. Nu nog ruik ik in walmen en flarden, maar steeds vaker en steeds intenser, wat wil zeggen dat de zwelling in mijn strottenhoofd afneemt en weer meer lucht via mijn neus in mijn longen komt. Desondanks moet ik mij geen illusies maken, ik zal voor altijd door dat buisje ademen. Maar toch, ruiken is plots een exotische en verrassende sensatie die af en toe, steeds vaker maar niet minder onverwacht, de kop opsteekt.
Ik begon dus weer liever te leven, en samen met deze hernieuwde levenslucht kwam ook mijn vechtlust terug. Ik had geen hulpmiddelen nodig om te lopen, en na veel overtuigingskracht en enkele keren grondig te bewijzen dat ik het kon (met een rollatorwandeling van een kilometer en zo) ging ik op eigen benen naar het ziekenhuis. Met mijn eigen sandalen aan dan nog, want mijn voeten, die al een jaar gezwollen waren door de diabetes hadden plots geen speciaal schoeisel meer nodig. Het deed pijn en de riemen van de sandalen stonden in mijn voeten, maar ik had het toch maar gedaan: op eigen benen en eigen sandalen op controle naar het ziekenhuis.
Stilaan begon ik steeds minder mijn looprekje te gebruiken, ondertussen staat het ongebruikt in de garage naast mijn rolstoel, en ging ik ook mee naar de supermarkt of gewoon op stap met mijn eigen twee benen als enige steunpunten.
Voor september boekten we vijf dagen in een appartement in het noordelijke Braga. Op tien minuten van een hospitaal en op vijfenveertig minuten van het universitair ziekenhuis van Porto. Mijn ouders zouden drie weken naar Portugal komen en die vijf dagen op de hond en de kat passen. Tegen alle verwachtingen in stond Sibby toe dat ik mijn rollator thuis liet en ik dus geen back-up had voor als ik niet zou kunnen stappen.
Maar wat veel ingrijpender was: ik liet eindelijk, op vijfenveertigjarige leeftijd, mijn eerste tatoeage zetten. Op mijn achterwerk dan nog wel! Sinds ik Sibby ken noem ik haar mijn Zonnebeertje. Wie opgroeide in de jaren ’80 en ’90 weet dat dit het gele troetelbeertje is, met het zonnetje op de buik waarmee het positieve energie kan stralen. Wat minder mensen zich herinneren over de troetelbeertjes is het rode hartje op hun rechterbil. Dus, na er jaren over gepalaverd te hebben, lieten we eind augustus beiden een klein rood hartje plaatsen op onze rechterbil. Nu zijn we voor altijd elkaars troetelbeertje!
Mijn ouders kwamen aan een kleine week voor we zouden vertrekken, en twee dagen na de tatoeage, en legden zoals altijd na drie dagen een negatieve covidtest af: we konden knuffelen! Zij twee en de kat, die altijd meereist en uiteraard geen covidtest aflegt, in een vakantiehuisje twee dorpen verder, op viereneenhalve minuut van ons huis. Het weekend voor wij zouden vertrekken gingen ook zij op citytrip naar Porto en wij pasten voor twee dagen op Pitou, hun kat.
Toen kwam de dag dat we zouden vertrekken. We hadden de dag voordien nog gezellig samengezeten en ze hadden uitgebreid verteld over hun uitstap. We zaten samen aan de tafel buiten, ik naast mijn vader en Sibby naast mijn moeder. Maar die ochtend, de dag nadien, stonden we plots op met een grote verrassing die ons in de nek geworpen werd: mijn moeder had een berichtje gestuurd dat ze, omdat ze zich wat grieperig voelde, een covidtest genomen had die positief bleek te zijn…
Mijn moeder zou hier slapen om voor de dieren te zorgen en wij hadden de avond voordien nog samengezeten…
Gelukkig zat er al snel een covidtest in onze brievenbus (dankjewel mama!) en bleken we negatief te zijn… Na een kleine aarzeling en overweging van de feiten besloten we toch te vertrekken. We waren immers voorlopig nog covidvrij en naar deze vakantie hadden we al zo lang uitgekeken. We wisten zeker dat mijn ouders tot het uiterste zouden gaan om voor onze terugkeer ons huis grondig te ontsmetten.
De rit naar Braga duurde een goede tien uur, daar hadden we niet op gerekend. Om de ring rond Porto te vermijden en meteen ook wat van de Portugese landschappen te zien hadden we beslist een omweg te maken via de Sera da Estrela, een -naar het schijnt- prachtig natuurpark, een bergketen, waar we, met wat goede wil, toch langs moesten passeren op weg naar het Noorden.
Aangekomen aan de voet van de bergketen zagen we iets waar we niet op gerekend hadden: de top van de bergen hing in een grote grijze regenwolk en was niet zichtbaar van beneden!
We beklommen de berg, best wel steil voor onze auto uit 2005, en kwamen in steeds dichtere mist terecht. 1.200 meter, 1.400 meter, 1.700 meter,… Hoe hoger we klommen hoe meer we omgeven waren door een witte, felle mist, alsof we rondreden in een tekenfilm zonder decor. We stopten op een kleine parking en al wat we konden zien dat zich verder dan twee meter van ons af bevond waren twee cirkelende gieren,… Luguber, dat wel!
Talloze kilometers aan slingerwegen legden we af in het witte decor. Tot we plots een dorp zagen. Nu ja, dorp,… We reden door een hoofdstraat vol winkels die ofwel geitenkaas, ofwel geitenhuiden, of een variant van beiden verkochten. We draaiden de hoek om en zagen net op tijd een kudde geiten de straat oversteken! Na de passage van de dieren en hun herder reden we opnieuw de dikke witte brij in, tot we, even snel als we in de mist verdwenen waren, op slag weer in een nieuwe, behoorlijk grote stad terecht kwamen. We stopten even en kochten een blikje frisdrank en zetten onze weg al snel weer verder, richting Braga deze keer.
De tablet die we op de voorruit gemonteerd hadden en die dienstdeed als navigatiesysteem voerde ons langs allerlei afgebrande bergdorpjes terug naar de snelweg en -verdorie!- naar de ring rond Porto. Tijdens de avondspits dan nog. Gelukkig viel het allemaal best mee en bereikten we een klein uurtje laten ongeschonden onze bestemming.
Braga is echt een prachtige en toegankelijke stad. Het historische centrum is plat en volledig verkeersvrij. En wij? Wij logeerden pal in dat centrum!
We verkenden telkens ’s morgens de binnenstad en bleven in de namiddag op ons appartement. Sinds de chemo kan ik niet meer tegen de hitte en bovendien mocht ik als longpatiënt hoe dan ook geen zware inspanningen doen in temperaturen die opliepen tot boven de dertig graden. En ’s avonds lieten we eten bezorgen, diabetes of niet! Dat was voor mij pas vakantie!
Hoewel we echt genoten van het weg zijn, het samen zijn zonder ons te moeten aantrekken van de dieren of ambulances was er wel steeds dat zwaard van Damocles dat boven ons hing: die covid, die nu ondertussen ook bij mijn vader was vastgesteld. Niet alleen vreesden we ervoor zelf besmet te worden, we waren ook bezorgd voor mijn ouders, die door hun leeftijd en gewicht tot de risicogroepen behoren en die hier in een vreemd land plots een potentieel dodelijke ziekte hadden opgelopen.
Het was met een klein hartje dat we, deze keer zonder omwegen door mistige bergkammen, terugreden. Hoewel alles grondig gepoetst en ontsmet was, en mijn moeder voor de zekerheid de laatste nacht in haar vakantiehuisje had doorgebracht was het toch een akelig gevoel thuis te komen en te twijfelen aan al wat we vastpakten. We stuurden voortdurend berichtjes: of de rand van die emmer ontsmet was, en dat andere, dat ook?
Die stress duurde enkele dagen, tot we een week later opnieuw een test ondergingen en we negatief bleken te zijn. Mijn ouders waren ondertussen alweer naar huis vertrokken, na wat onwennige bezoekjes waarbij beide koppels met een masker aan ver genoeg van elkaar zaten, buiten op het terras. Ook het afscheid was raar, zo zonder knuffels.
Ondertussen zijn we al in een derde van oktober en is het hier nog steeds zomer met temperaturen van vierendertig graden soms. Ik draag ondertussen sinds een goede week normale, gesloten sportschoenen, nadat ik eerst een jaar niet kon lopen en daarna bijna een jaarlang opgezwollen benen en voeten had (een gevolg van de diabetes). Sinds enkele maanden kon ik al normale sandalen aan maar de schoenen die ik had wrongen nog steeds enorm. Nadat ik enkele weken steeds sportschoenen zag passeren in mijn facebookfeed, ik had het moeten weten dat dit zou gebeuren toen ik daarvoor een short kocht bij een bekend sportmerk, om Puma maar niet te noemen, dacht ik aan de Nike schoenen die ik vroeger altijd droeg. Ik zwoer bij dat merk omdat ze me altijd steun gaven en onverslijtbaar leken. Bovendien hanteerden ze de Amerikaanse schoenmaten, waardoor een maat 42,5 mij als gegoten paste. Gezien Lissabon een grote Nike Factory Outlet Store heeft trokken we naar daar en, waarempel, ik vond schoenen die niet na vijf minuten pijnlijk begonnen te duwen. Ik moest wel een half maatje groter kiezen, een 43, maar ze pasten, zoals verwacht, perfect. En dat weet ik, na gisteren een dagje ziekenhuis op mijn nieuwe basketsloefkes, heel zeker.
Vanaf nu mag het dus frisser worden. Ik hoef geen (orthopedische of normale) sandalen meer te dragen! Opnieuw een grote stap vooruit!
Over stappen gesproken: ik heb voor het eerst ooit kunnen pootjebaden in de Atlantische Oceaan. Het kostte me veel energie, zo met mijn sandalen in het mulle zand, maar ik heb het gedaan. En of het goed voelde!
Laat die herfst maar komen! (Vanmiddag eerst wel een nieuw covid- en een griepvaccin gaan halen, je weet immers nooit!)