Een nieuw leven in Portugal. Jaren hadden we ernaartoe geleefd. Een nieuwe start, weg van het burenconflict dat ons al jaren teisterde en tweemaal voor de rechtbank zou brengen. Weg van de drukte van onze multi-etnische volkswijk, naast een drukke steenweg. Weg van de sirenes en het nachtlawaai. Of de sluikstort die overal zo welig tierde. Op naar de stilte van een Portugees dorp, op een steenworp van een klein stadje.
Een warme samenleving ook, waar iedereen iedereen kent en elkaar nog groet op straat. Waar honderd meter verderop in de straat de weilanden beginnen en het dorp eindigt. Een andere cultuur, maar ook echt een andere wereld. Een wereld van worsten, wijn en accordeons. Een wereld die net iets langzamer draaide dan we in België gewoon waren. Een wereld van het goede leven.
We bereidden ons langzaam voor, luisterden enkel nog naar Portugese radio, zochten alles op wat er op te zoeken viel over de administratie bij een emigratie zodat we zeker niet voor verrassingen zouden komen te staan. Schreven ons in bij Vlamingen in de Wereld. Ik bezocht het land ook vaak, ik had in de vier jaar voorafgaand aan onze verhuis toch zeker al negen maanden in Portugal doorgebracht om het land en de streek te leren kennen. We trachtten een basis van de taal te leren, wat niet zo simpel was als we dachten.
En, vooral, we zouden 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 samen zijn. Door het speciale belastingregime voor EU-immigranten zouden we met zijn tweetjes kunnen leven van mijn pensioen waardoor Sibby niet meer uit werken hoefde te gaan. Toch niet de eerste tien jaar.
Voor Sibby was het een grote stap in het duister. Omdat zij nog niet op pensioen en dus veel minder vrije tijd had was had ze het land nog maar drie keer bezocht. Tweemaal met mij en eenmaal als prille zeventienjarige, liftend op trektocht met haar toenmalige vriendje. Niet dat dat mij zorgen baarde. Ze had immers al op een boot en in Frankrijk gewoond, een eigen restaurant gerund,… Ze was gewoon haar leven drastisch om te gooien en zou nu ook wel op haar pootjes terecht komen.
De maanden voorafgaand aan de eigenlijke verhuis waren voor mij goed gevuld. Ik diende een transportfirma te zoeken voor onze persoonlijke spullen, netjes twee meter hoog op europaletten gestapeld, maar ook voor mijn Vespa. Een auto te huren die we konden ophalen in Oostende en inleveren in Torres Vedras, maar die bovendien ook groot genoeg was om onze vier poezen en de hond in te vervoeren op wat de road trip van ons leven zou worden.
We hadden ook stockage nodig voor de paletten (dankjewel Sofie en Hendrik) want bij ons thuis konden die niet zomaar via een platte ondergrond op een vrachtwagen getrokken worden. Er moest ook, niet te vergeten, een playlist gemaakt worden met 18 uur gepaste muziek, niet enkel voor overdag maar ook voor het stuk dat we in de duisternis Spanje en Portugal zouden doorkruisen. Ook moest het huis in België verkocht worden. Gelukkig was mijn broer de koper dus daar hoefden we ons toch al niet te veel zorgen over te maken, dat kwam allemaal goed.
Op Sibby’s laatste werkdag voelde het pas écht aan. Voor de laatste keer zou ze thuiskomen in haar ALDI-schort om die nooit meer terug aan te trekken. Haar naambadge ligt nu nog steeds in mijn vitrinekastje trouwens. Nog enkele dagen en we zouden vertrekken. De paletten gingen de vrachtwagen op, waardoor we in een nagenoeg leeg huis kampeerden. Twee dagen voor vertrek reed ik mijn laatste Vesparit op Belgische bodem, samen met de vrienden van de vespaclub, naar de transportfirma in het Gentse havengebied. Mijn Belgische nummerplaat werd van mijn trouwe scooter geschroefd, de Vespa werd op een frame gezet en op een vrachtwagen geladen die terstond vertrok richting zuiden. Ons nieuwe leven stond voor de deur, we konden de Portugese oceaanlucht bijna ruiken! De toekomst lachte ons toe!
De dag voor we zouden vertrekken ging ik om de auto bij de verhuurfirma. Er was ons verzekerd dat het een Peugeot 3008 zou zijn dus was ik de week voordien bij een bevriend koppel de kofferruimte en -opening gaan meten om zeker te zijn dat het weinige wat we met de auto zouden vervoeren zou passen. Het bleek echter een Renault Scenic te zijn waardoor de bench die we gekocht hadden, en ingericht met een huisje en eet- en drinkbakjes, niet door de kofferopening paste. Ramp! Dan maar alle dierenwinkels afrijden om te zien of er nog benches beschikbaar waren die wel zouden passen, wat gelukkig het geval bleek, maar daardoor konden de laatste drie kartonnen dozen, ondermeer met de vuile was, niet meer mee. Je had Veerle, van ons favoriete postpunt, moeten zien kijken toek ik haar vertelde wat in die dozen zat, die ik naar Portugal wou versturen!
Die nacht sliepen we op de grote hoekzetel, die we zouden laten staan voor mijn broer, wij tweetjes en alle beestjes, die ook voelden dat er iets ongewoon op til was. Om drie uur liep de wekker af, maar we waren al lang wakker. In het donker zetten we de benches in de auto, checkten nog een laatste keer of we niets vergeten waren, sloten af, staken de sleutel in de brievenbus en vertrokken richting snelweg, op naar ons nieuwe leven!
Ik moet zeggen dat het een heel lange rit was, met die miauwende poezen achterin. Van de vijfentwintig uur die we onderweg waren heb ik er ongeveer twintig gereden. We hadden bewust een route op de gps gezet die de ring rond Parijs vermeed maar, ik kan je zeggen, in het spitsuur de ring rond Bordeaux doen is nu ook niet echt iets waar je vrolijk van wordt. Het laatste stuk in Spanje voor de grens met Portugal in Vilar Formoso is dat wel. Aan weerszijden van een onverlichte snelweg heb je plots een zee van lichtjes, als een landingsbaan op een luchthaven. Als in een videospelletje navigeerde ik mij tussen de lichtjes op een lege snelweg, hier paste maar één nummer bij: “Absurd” van Fluke uit het N64-spel Wipe-Out. De opluchting, toen we midden in de nacht het bordje “Portugal” passeerden was enorm. We waren thuis, of toch bijna.
We hadden heel de weg onze locatiegegevens aangezet op WhatsApp en ook op Facebook postten we regelmatig updates van onze voortgang. Het was ongelooflijk hoeveel mensen, niet alleen familie, ons die vijfentwintig uur gevolgd hebben. Dat merkten we aan de berichten die binnenliepen toen we Portugal binnenreden. Het deed deugd te weten dat we daar, met zijn tweetjes in de auto, midden in de nacht op een onverlichte weg, toch niet alleen waren!
Aan het eerste wegrestaurant stopten we voor een deugddoend koffietje, een cafeïneshot , en een pastel de nata, die we hadden beloofd bij thuiskomst te geven aan Leentje, de hond, als ze flink geweest was, en tot nu toe was ze dat.
Iets voor vier, Portugese tijd, kwamen we eindelijk aan in Nadrupe, onze nieuwe thuis. Eerste hindernis: de afstandsbediening van de grote poort om de condomínio binnen te rijden werkte niet. Handmatig opendoen dan maar, zo stil mogelijk om de buren niet te wekken. Gelukkig werkte die van de garagepoort wel. Daar stond de Peugeot 208 die ik, samen met het huis van mijn tante geërfd had. Gelukkig maar, want in tegenstelling tot in Oostende heb je hier echt wel een auto nodig. Tijd om de dieren te bevrijden en Leentje haar pastel de nata te geven. En tot rust te komen. Iets voor tien viel ik in slaap, in de woonkamer in een tweezitbank. Totaal uitgeput na zo’n avontuur!
De volgende ochtend leverden we de huurwagen in in Torres Vedras, ik denk niet dat ze daar ooit eerder een Belgische wagen in ontvangst hebben mogen nemen. Vandaag was een rustdag waarop we samen de streek wat verkenden, het was immers nog twee dagen wachten tot onze spullen zouden aankomen.
In de maanden die volgenden familiariseerden we ons met de stadjes in de regio: wat kon je waar doen, welke winkels waren er? We schreven ons ook in op de ambassade (stel je voor dat we zouden verzuimen te stemmen voor de Belgische federale verkiezingen, wat voor voor ons nog steeds verplicht is!) en bij de vele Portugese overheidsinstellingen als de gemeente, belastingen, sociale zekerheid, freguesia,.. Het leven, en het Portugese zonnetje, want het was zomer, lachten ons toe!
Het leuke was dat ik, door mijn vele eerdere bezoeken, al een sociale kring rond mij had opgebouwd via de vespaclub, die ik elke vrijdagavond trouw bezocht en die gold als mijn wekelijkse les Portugese cultuur en taal. Voor Sibby was het wat moeilijker, zij kende hier niemand, maar door haar wandelingetjes met Leentje leerde ze al snel de buren en andere hondeneigenaars kennen dus ook dat zat wel snor, en we zouden beiden wel snel Portugees leren aan de hand van kleine zinnetjes in geanimeerde gesprekken.
Ook van het huis maakten we al snel ons huis, met als eerste kamer die onder handen werd genomen mijn computerkamer, een voormalige slaapkamer naast de keuken aan de achterzijde van het huis, waar ’s morgens het zonnetjes gezellig binnen scheen.
Voor de woonkamer was het even wachten tot we genoeg gespaard hadden voor nieuwe meubels, hoewel we het toch niet konden laten een nieuwe sofa te kopen voor de tv-hoek en de immense ingebouwde boekenkast aan te passen zodat we voor het eerst een tv-hoek hadden die perfect was voor echt 5.1 surroundgeluid. De rest zou wel volgen, één kamer per keer.
En toen gaf de auto de geest, waardoor we op zoek moesten naar een nieuwe. Het werd een Opel Crossland X, een SUV. In dit heuvelrijke land was een stevige auto geen overbodige luxe, en als de meeste supermarkten zich op meer dan twintig kilometer van je woonplaats bevinden dan heb je graag wat ruimte zodat je voor een hele maand boodschappen kan vervoeren. De financiering was een hele hap uit ons budget maar dan spaarden we maar wat langer, enkel jaren, om het huis volledig in te richten naar onze smaak. We hadden immers nog zetels, bedden en een keuken die we van tante geërfd hadden, niet?
Ondertussen, acht maanden na onze aankomst, woedde de covidpandemie in alle hevigheid en was heel het land in lockdown. We vulden onze kleine bergingsruimte met voedsel dat lang bewaard kon worden, je weet nooit dat we besmet werden en een paar weken in quarantaine zouden moeten, en genoten van het samenzijn. We fantaseerden over de toekomst na de pandemie. Hoe we Portugal zouden verkennen en road trips zouden maken. Hoe we naar de Algarve zouden rijden om daar de toerist uit te hangen, en in de winter de Serra da Estrella zouden opzoeken om sneeuw te kunnen zien. En zwemmen in de Atlantische oceaan! Sibby zou vrijwilligerswerk doen bij de gemeentelijke kennel en ik was ondertussen bestuurslid bij de Vespa Club van Torres Vedras waarmee ik vast en zeker grootse avonturen zou beleven. En dan hadden we nog ons nieuwe, enige buurland om te verkennen: Spanje! We hadden een heel leven voor de boeg. Een nieuw en spannend leven!
Ik begon op het einde van de pandemie echter steeds meer gewrichtspijn te krijgen in mijn rechterbeen, en later mijn rechterheup. Lage rugpijn ook, maar daar had ik al een heel volwassen leven lang last van. Al snel breidde de pijn zich uit naar mijn volledige bekken en beide ledematen en voeten. Ik kon niet meer zitten of rechtstaan, laat staan lopen. Na een lange periode van symptoombestrijding kwam ik terecht op de spoedafdeling van het universitaire ziekenhuis van Lissabon waar ze een hele dag allerlei tests en analyses uitvoerden. De einddiagnose: longkanker met uitzaaiingen op de wervelkolom en de schedel. Niet te opereren en ongeneeslijk. Dodelijk ook. Plots had ons nieuwe leven geen toekomst meer, enkel nog een verleden en een heden.
Ik werd onmiddellijk opgenomen in het ziekenhuis, voor een maand ongeveer, maar dat wist ik toen nog niet. Ik moest Sibby het nieuws melden aan de telefoon. Dat ze opnieuw weduwe zou worden. Dat mijn lichaam nooit nog zoals vroeger zou worden en ik langzaam zou aftakelen tot aan het onvermijdelijke einde. Ik was chronisch ziek en terminaal, letterlijk van de ene dag op de andere, want vanmorgen was ik enkel nog pijnpatiënt. De emotionele klap was enorm en niet te bevatten, nog steeds niet trouwens, nu, bijna een jaar later!
Die periode dat ik in het ziekenhuis verbleef was zeer moeilijk voor Sibby, ondanks het feit dat mijn moeder drie dagen later in Portugal arriveerde om emotionele steun te bieden en haar wat werk uit handen te nemen. De busritten naar Lissabon, waar slechts een uurtje per dag bezoek was toegelaten. Met een FFP2-mondmasker op en verschrikt om besmet te worden en mij, een longpatiënt, een dodelijke ziekte aan de luchtwegen te bezorgen.
Ik kan niet beginnen me voor te stellen hoe het moet geweest zijn daar alleen thuis te zitten, met enkel de telefoon om met je zieke, beste maatje te kunnen praten, en je voor te stellen dat het leven waar je zo lang naar uitkeek voorbij was. Dat je plots weer alleen zou zijn, ditmaal in een vreemd land waar je geen sociaal vangnet hebt en met moeite de taal begrijpt. Hoe je als vijftiger opnieuw een nieuw leven zou moeten starten, zonder steun, zonder iemand om alles mee te delen. Mijn hart brak toen ik dacht aan hoe ze daar zat, verschrikt en eenzaam. Mijn leven zou stoppen, ik zou aftakelen maar er zou een einde aan komen. Voor haar niet, voor haar zou het blijven doorgaan, met als extra pijn de herinnering aan hoe haar soul mate die laatste maanden verwelkte en uitdoofde als een kaars, hopelijk zonder al te veel pijn of ongemak.
Toen ik terug thuis kwam was ik ernstig verzwakt, een schim van mezelf en woog ik 40 kilogram lichter dan de maand daarvoor. Ik kon nog steeds niets anders dan op de sofa liggen, en dat zou nog maanden zo zijn, tot de tumor op mijn bekken voldoende gekrompen was om de zenuwen niet langer te beknellen. Sibby deed alles voor me. Van een glas cola brengen tot me helpen met mijn stoelgang. Ze was formidabel in hoe sterk ze was, of zich voordeed.
Over het onvermijdelijke einde praatten we niet veel, maar we maakten wel enkele afspraken: ik zou zo lang mogelijk thuis blijven en wilde me niet bewust zijn van de laatste keer dat ik thuis weg zou gaan. Ik wilde geen afscheid moeten nemen van ons droomhuis en de dieren. Omdat euthanasie hier nog niet legaal is, het wetsontwerp zit in de parlementaire procedure maar is nog bij lange na niet gestemd, maakten we ook daar afspraken over. We moesten uitzoeken wat mogelijk was qua palliatieve sedatie, en wat de Portugese wetgever daar precies mee bedoelde.
Ook over mijn nalatenschap moesten we een en ander regelen. Volgden we de Portugese wet, of toch maar de Belgische waar ik via mijn nationaliteit nog een beroep op zou kunnen doen? En wat met mijn stoffelijk overschot? Dat was plots de toekomst die we planden. Weg waren de leuke dingen, enkel een triestige planning restte ons nog.
Wat betreft mijn nalatenschap kozen we voor de Portugese wetgeving, die net iets gunstiger was, hoewel minder simpel om een eigenlijk testament neer te leggen en laten bekrachtigen. We hadden een notaris, een tolk en twee getuigen nodig. In een week tijd vonden we in ons dorp al vijf getuigen die spontaan hun medewerking toezegden en, zoals wettelijk vastgelegd, geen familie van elkaar waren. Ook een tolk, alhoewel ik die niet meer echt nodig had ondertussen, zoals ik het Portugees beheerste, was snel gevonden, een dame uit het dorp had 40 jaar in Den Haag gewoond, die sprak Nederlands als een rasechte Haagse. Het testament werd opgesteld door een gespecialiseerd bureau en na een maand van heen en weer mailen was dat een puntje dat we van onze lijst konden schrappen.
Mijn stoffelijk overschot dan, wat moest daarmee gebeuren? Het zal gecremeerd worden en Sibby zal een deel van mijn as in een kettinkje om haar hals dragen, zoals ze dat ook met de as van haar eerste grote liefde deed. De rest nemen mijn ouders in een urne mee naar België om thuis te bewaren. Of er een dienst komt weten ze niet maar ik ben alvast in een gedeelde map muziek, teksten en foto’s aan het verzamelen, zodat zij al een basis hebben om op verder te bouwen. We waren nog steeds een toekomst aan het plannen, maar niet het droomleven dat we dachten.
Ondertussen staat ook ons dagelijks leven niet stil. Sinds ik thuiskwam van die eerste ziekenhuisopname volgde nog een tweede, en een derde. Ik heb nu ook een buisje in mijn keel waar ik door adem en kan bijna niets meer doen dat fysieke inspanning vergt. Is het niet de duizeligheid of de door de diabetes opgezwollen voeten en benen, dan is het wel de kortademigheid die mij dwingt een sedentair leven te leiden. Maar we houden ons sterk en plannen niet verder dan enkele weken. Dat is onze toekomst: morgen, overmorgen en volgende week. Dat is ons nieuwe leven. Ze mogen het hebben!