waarom is praten over mijn overlijden zo moeilijk?

Waarom is praten over mijn overlijden zo moeilijk?

“Geen maanden, maar jaren” antwoordde de longspecialiste toen ik haar enkele minuten na het vernemen van mijn diagnose vroeg hoe lang ik nog te leven had. Dat was meteen ook de laatste keer dat ik die vraag stelde aan een arts. Ik wil niet elke dag opnieuw aftellen naar een dag die berust op een berekende gok van een arts, hoe professioneel hij of zij ook is en hoe accuraat ze die dag ook kunnen voorspellen. Het blijft immers giswerk. Ik kan wel degelijk die statistische uitzondering zijn, in beide richtingen. Er kunnen complicaties of uitzaaiingen bijkomen. Er kan zo veel gebeuren…

Ook anderen mensen hebben het moeilijk met praten over mijn overlijden. Vaak gaan ze het gesprek uit de weg met de , excusez le mot, dooddoener dat ik nog jaren te goed heb. Dat het zo’n vaart niet zal lopen of dat ik daar niet mag aan denken.

Niet aan denken? Sinds mijn diagnose denk ik elke dag aan doodgaan en maakt het een wezenlijk deel uit van wie ik ben. Niet op zijn minst omdat ik de symptomen en ongemakken niet kan ontkennen. Elke dag sta ik een dag dichter bij de dood, hoe ver of dicht dat moment nog van me verwijderd is. Is het dan zo erg dat ik ook over dat deel van mijn leven wil praten, wil plannen of mijn hart luchten?

Ook mijn dierbaren hebben het er moeilijk mee aan dat moment te denken, en dat snap ik ook wel. Terwijl de dood voor mij een eindpunt zal zijn, daarna stopt het, is het voor hen het begin van een nieuw hoofdstuk in hun leven. Eerst een intense periode van verdriet, waarin ze allerlei zaken moeten regelen, in een vreemd land en in een taal die ze niet machtig zijn. Daarna een periode met iets minder verdriet maar toch een hoop gemis, een leven zonder hun man, broer, zoon,…

Dat het moeilijk is om daarover te praten begrijp ik wel, en ik wou dat ze geen voorafname moesten doen op het verdriet dat komt, maar toch is het voor mij belangrijk het gesprek te voeren. Voor de zielenrust dat alles goed komt. Dat ze aan zoveel mogelijk gedacht hebben. Om ze te zeggen wat moet gezegd worden en om allerlei zaken te regelen zodat zij dat niet meer moeten doen.

Ik heb wel een testament, maar daarin staat bijvoorbeeld niet wat ze moeten doen met mijn 300 kilo aan stripboeken. Verkopen? Daar krijg je niets meer voor. Weggeven aan de bib? Wat gaat de bibliotheek van Lourinhã doen met honderden Engels- en Nederlandstalige strips. Ik heb wel een vriend die men een plezier kan doen met die boeken, en dat heb ik gelukkig al tegen Sibby kunnen zeggen. Maar als die plots hoort dat hij eventjes 2.000 kilometer mag reizen om een kofferbak vol boeken op te halen, dan zal dat niet in één-twee-drie geregeld zijn. Maar als ik daar dan met hem over wil praten snoert hij mij onmiddellijk de mond met het non-argument, de leugen waarschijnlijk zelfs, dat ik hem wel zal overleven. En zo wordt het gesprek kortgesloten nog voor het goed en wel gestart is.

En zo zijn er tientallen kleine dingen, korte gesprekjes en dingen die me na aan het hart liggen, waarover elk gesprek onmogelijk is en ik lig te piekeren. Niet dat ik neerslachtig word van dat piekeren, maar toch, vrolijk word ik er ook niet van. Om hun ongemak te beperken neemt het mijne toe. Dat kan toch ook niet de bedoeling zijn?

FacebookFacebook

Schrijf je in op onze e-maillijst!

Ontvang nieuwe blogposts in je e-mail!

Lijsten*

Loading

Op deze manier komt onze e-mail niet tussen uw spam terecht!

Recente berichten